Wetsvoorstel invoering verhuurderheffing / Wet Normering Buitengerechtelijke Incassokosten

Download PDF

Op 21 november 2012 is dit wetsvoorstel aangenomen door de Tweede Kamer. Deze week vergadert de Eerste Kamer hierover. Dit voorstel zal vooral gevolgen hebben voor woningcorporaties. Het wetsvoorstel is een uitwerking van het Begrotingsakkoord van 2013. Het primaire doel van de verhuurderheffing is om inkomsten te genereren voor de overheid. De heffing maakt deel uit van een pakket maatregelen voor zowel het koop- als het huursegment, welk pakket ten doel heeft de woningmarkt beter te laten functioneren.

Inhoud van het voorstel
De heffing wordt geheven bij verhuurders van meer dan 10 huurwoningen in de gereguleerde sector, dat wil zeggen woningen waarvan de huur onder de huurtoeslaggrens ligt. De grondslag voor de heffing wordt gevormd door de totale WOZ-waarde van de huurwoningen in de gereguleerde sector van de verhuurder, verminderd met de waarde van 10 woningen (berekend naar de gemiddelde WOZ-waarde van alle huurwoningen in de gereguleerde sector van de verhuurder). Voor het jaar 2013 stelt het kabinet een tarief voor van 0,0014% en vanaf 2014 wordt het tarief 0,231%. Het Ministerie van Financiën geeft het volgende rekenvoorbeeld: “een woningcorporatie is op 1 januari 2014 in het bezit van 4.367 woningen, waarvan er 167 in de vrije sector worden verhuurd (met een huur boven de dan geldende huurtoeslaggrens). Deze corporatie wordt in de heffing betrokken voor 4200 huurwoningen. De heffing bedraagt dan 0,231% van: de gezamenlijke WOZ-waarde van de 4200 gereguleerde- huurwoningen, verminderd met de vrijstelling van 10x de gemiddelde WOZ-waarde van het gereguleerde huurwoningbezit van de corporatie. Stel dat de gezamenlijke WOZ-waarde van de 4200 woningen € 659,4 mln. bedraagt. De verschuldigde heffing bedraagt dan 0,231% van (€ 659,4 mln. – 10x [€ 659,4 mln. :4200] = € 1.519.587.”

Advies
Dit wetsvoorstel zal financiële en administratieve gevolgen hebben voor eigenaren die meer dan 10 woningen verhuren in de gereguleerde sector. Voor onder meer corporaties is het dan ook van (groot) belang om te (laten) beoordelen of de WOZ-beschikkingen met ingang van 2013 niet te hoog zijn vastgesteld en indien nodig tijdig bezwaar te maken.

Er is veel kritiek op het wetsvoorstel. Oppositiepartijen verwachten dat corporaties in geldnood komen als gevolg van het instellen van een verhuurderheffing. Dit zou kunnen leiden tot een volledige stop van nieuwbouw van corporatiewoningen en tot uitstel of afstel van renovatieplannen, aldus de oppositie. Volgens tegenstanders van dit voorstel zal de woningmarkt niet beter gaan functioneren. De vraag is dan ook of de Eerste Kamer met het wetsvoorstel zal instemmen.


Wet Normering Buitengerechtelijke Incassokosten

Op 1 juli 2012 is een nieuwe wet in werking getreden op het gebied van buitengerechtelijke incassokosten.

Buitengerechtelijke kosten zijn – kort gezegd – de kosten die de eisende partij heeft gemaakt om buiten de rechter om zijn vordering voldaan te krijgen. De vergoeding voor incassokosten in en buiten rechte wordt voortaan berekend als percentage van het bedrag dat de schuldenaar aan de schuldeiser is verschuldigd. Hoe hoger de vordering, hoe lager het percentage. Het minimumbedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is € 40,- en het maximumbedrag is € 6.775,-

De nieuwe wet is ingevoerd om de consument te beschermen tegen onredelijk hoge incassokosten. Van de wet kan niet ten nadele van de consument worden afgeweken. Indien de schuldenaar een consument is, dient deze eerst te worden aangemaand met een betalingstermijn van veertien dagen voordat de incassokosten verschuldigd worden. Het exacte bedrag dat na het verstrijken van deze 14 dagen aan incassokosten in rekening wordt gebracht, dient vermeld te worden. De incassokosten worden berekend aan de hand van een wettelijke staffel. Het percentage bedraagt 15% bij vorderingen tot € 2.500,- en 10% boven de volgende € 2.500,-. Daarna neemt het percentage steeds verder af en geldt een maximum van € 6.775,-

De wet geldt voor verbintenissen tot betaling van een geldsom die zijn gebaseerd op een overeenkomst, ten aanzien waarvan de schuldenaar na 1 juli 2012 in verzuim is geraakt.

De nieuwe wet is alleen dwingend recht ten aanzien van consumenten. Tegenover niet- consumenten kan er dus vanaf worden geweken. Indien er geen afwijkende afspraken zijn gemaakt, geldt de wettelijke staffel ook als de schuldenaar een bedrijf is. Het kan interessant zijn om algemene voorwaarden te hanteren waarin van de wettelijke maximale vergoeding wordt afgeweken indien een overeenkomst met een niet-consument wordt gesloten. Laat u hierover voorlichten.

Het is aan te bevelen om uw algemene voorwaarden na te lopen. Bevat een met een consument gesloten overeenkomst, al dan niet in algemene voorwaarden, een beding dat in strijd is met de wet dan is het op grond van art. 3:40 lid 2 BW vernietigbaar. Daarbij is ook mogelijk dat het beding ambtshalve door de rechter terzijde wordt gesteld.

PHAROS advocaten

Kiezen voor PHAROS advocaten betekent kiezen voor bevlogen advocaten met jarenlange ervaring en expertise. Aan de onderhandelingstafel, als sparringpartner of in de rechtszaal, onze aanpak is persoonlijk en recht op het doel af. info@pharosadvocaten.nl / 035-711 08 44

Andere blogs - Website - Twitter - Facebook - LinkedIn