Werkbonnen in de bouw

Download PDF

Werkbonnen in de bouw

In de bouw wordt veelvuldig gewerkt met werkbonnen. In de werkbonnen worden gewerkte uren en verwerkte hoeveelheden en de daarbij behorende bedragen door de aannemer vastgelegd; na controle tekent de opdrachtgever de werkbonnen af.

In overeenkomsten wordt veelal vastgelegd dat betaling zal plaatsvinden op basis van afgetekende werkbonnen. Uitgangspunt in de rechtspraak is dat afgetekende en betaalde werkbonnen achteraf niet meer ter discussie kunnen worden gesteld.

Wat als de gang van zaken op de bouwplaats afwijkt van de schriftelijke afspraken?

Conflicten ontstaan vaak als werkbonnen niet worden afgetekend, de opdrachtgever pas laat (of te laat) klaagt over “foute” werkbonnen, of als op het werk anders wordt omgegaan met werkbonnen, dan schriftelijk was overeengekomen.

Dit laatste was het geval in een zaak die heeft geleid tot een recent gepubliceerde uitspraak van de Raad van Arbitrage¹.

In deze zaak was een raamovereenkomst gesloten, waarin eenheidsprijzen waren vermeld voor steigerwerkzaamheden die door een onderaannemer zouden worden verricht in het kader van nader te verstrekken opdrachten. Het steigerwerk zou volgens de raamovereenkomst worden afgerekend op basis van steigerinspectieformulieren, ook wel werkbonnen genoemd.

Vóór dat deze raamovereenkomst was gesloten had de onderaannemer ook al steigerwerkzaamheden verricht op grond van losse opdrachten. Toen was sprake geweest van een veel globalere werkwijze.

En hoewel dus in de raamovereenkomst veel striktere afspraken waren vastgelegd over het gebruik van werkbonnen, werden in de praktijk de facturen van de onderaannemer betaald zonder dat gehandeld werd volgens de letter van de raamovereenkomst. Op enig moment stopten de betalingen van de hoofdaannemer. Hij vond dat hij al teveel betaald had. In eerste instantie is de onderaannemer toen toch blijven doorwerken. Pas toen er 2.1 miljoen Euro aan onbetaalde facturen open stond heeft de onderaannemer zijn werkzaamheden neergelegd en zich beroepen op zijn opschortingsrecht.

[1] RvA 15 juni 2016, No72.024, TBR 2017/63

‘Spookfacturen’

In de procedure die volgde vorderde de onderaannemer betaling van zijn onbetaald gebleven facturen; de hoofdaannemer/opdrachtgever vorderde ruim € 488.000,– aan schadevergoeding vanwege de in zijn ogen onterechte opschorting en bovendien terugbetaling van een bedrag van bijna 1.5 miljoen Euro wegens wanprestatie, ongerechtvaardigde verrijking, onrechtmatige daad en/of onverschuldigde betaling. Er zou sprake zijn van “spookfacturen”.

De hoofdaannemer heeft in twee instanties ongelijk gekregen. Arbiters hebben blijkens de uitspraak groot belang gehecht aan het feit dat iedereen op de bouwplaats ervan uitging dat – ook na het sluiten van de raamovereenkomst – de feitelijk gehanteerde werkwijze voor beide partijen akkoord was. De hoofdaannemer heeft niet, of in ieder geval onvoldoende duidelijk, gecommuniceerd dat hij met de raamovereenkomst een strikte vorm van afrekenen wilde introduceren. Zelfs zijn eigen mensen op de werkvloer wisten dit niet of handelden daar in ieder geval niet naar. Ook toen de hoofdaannemer stopte met betalen heeft hij onvoldoende duidelijk gemaakt, dat zij een striktere werkwijze verlangde, aldus de arbiters. De vorderingen van de onderaannemer, die uiteindelijk ruim 2.5 miljoen Euro beliepen, zijn uiteindelijk volledig toegewezen.

Communicatie is alles

Wat van deze uitspraak geleerd kan worden is dat communicatie alles is. Als het aankomt op de uitleg van een overeenkomst om vast te stellen welke rechten en plichten daaruit voortvloeien, is van groot belang wat partijen beoogden bij het sluiten van de overeenkomst. Daarbij speelt met name een grote rol wat partijen over hun bedoelingen met de andere partij gecommuniceerd hebben en – zo blijkt ook uit de onderhavige uitspraak – hoe zij uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst.

Heeft u vragen? Neem gerust contact met mij of mijn collega’s.