Wat gaan Woningcorporaties doen met de nieuwe tijdelijke huurovereenkomsten?

Download PDF

Op 12 april heeft ook de Eerste Kamer de Wet doorstroming huurmarkt aanvaard. Onderdeel van deze wet is de mogelijkheid om tijdelijke huurovereenkomsten voor woonruimte te sluiten. Dit houdt in dat huurders aan het einde van zo’n tijdelijk contract geen beroep kunnen doen op huurbescherming.

De wet bepaalt dat zo’n tijdelijke huurovereenkomst bij zelfstandige woonruimte maximaal twee jaar mag duren, bij onzelfstandige woonruimte maximaal vijf jaar.

Aanvankelijk stond in het wetsvoorstel dat alle verhuurders gebruik konden maken van deze mogelijkheid. Maar na een motie van Tweede Kamerlid De Vries (PvdA) is het nu voor woningcorporaties niet mogelijk om bij verhuur van zelfstandige woonruimte, gebruik te maken van de mogelijkheid een tijdelijke huurovereenkomst aan te gaan.

De motie had als achtergrond dat het bij sociale huurwoningen gaat om reguliere huisvesting voor lange duur. Het zou onwenselijk zijn dat corporaties sociale huurwoningen tijdelijk zouden kunnen verhuren. Corporaties zijn – zeker sinds de wijziging van Woningwet op 1 juli 2015 – er bij uitstek voor om sociale huurwoningen te verhuren. Dat klinkt logisch. Alleen is het nu wel zo dat andere aanbieders van sociale huurwoningen wel de mogelijkheid hebben om een tijdelijke huurovereenkomst aan te gaan voor twee jaar of korter.

Al langer kunnen alle verhuurders, waaronder dus ook woningcorporaties, huurovereenkomsten voor bepaalde tijd aangaan met in de wet genoemde doelgroepen. Studenten vormden al zo’n doelgroep. Verhuurders sluiten op grond daarvan met studenten een zogenaamd campuscontract. Dit houdt in dat de huurovereenkomst eindigt indien de student niet langer studeert.

De meeste studenten huren onzelfstandige woonruimtes (kamers). De Wet doorstroming huurmarkt bepaalt daarover dat verhuurders en huurders van onzelfstandige woonruimte, een tijdelijk contract kunnen aangaan voor maximaal vijf jaar. Na afloop van die periode van maximaal vijf jaar heeft de huurder geen huurbescherming.

De motie van De Vries gaat niet over onzelfstandige woonruimte. Dat betekent dat verhuurders, waaronder Woningcorporaties, met studenten een nieuw tijdelijk contract voor maximaal vijf jaar kunnen aangaan. Dit heeft een voordeel ten opzichte van het huidige campuscontract. Een campuscontract eindigt pas nadat de rechter heeft getoetst of aan alle voorwaarden die de wet stelt is voldaan. De nieuwe tijdelijke huurovereenkomst eindigt na de afgesproken termijn, zonder dat de rechter de situatie beoordeelt.

De vraag is of Woningcorporaties die nu bij kamerverhuur gebruik maken van campuscontracten, massaal zullen overstappen op de nieuwe mogelijkheid om tijdelijke huurcontracten te sluiten. Studies duren tegenwoordig normaal gesproken vijf jaar, dus zo’n tijdelijk huurcontract biedt zeker voordelen.

Overigens bevat de wet zoals die door de Eerste Kamer is aangenomen een belangrijke vergissing. Toen kamerlid De Vries zijn motie indiende in de Tweede Kamer, stond in het wetsvoorstel, dat bij zelfstandige woonruimte een tijdelijk huurcontract mag worden afgesloten voor maximaal één jaar. Later is dat gewijzigd in twee jaar. In de aangenomen wet staat nog dat woningcorporaties geen tijdelijk huurovereenkomsten mogen sluiten voor één jaar of korter. Dit zou betekenen dat woningcorporaties wel tijdelijke huurovereenkomsten voor zelfstandige woonruimte mogen afsluiten voor een periode van tussen één en twee jaar. Overduidelijk niet de bedoeling van De Vries, en ook niet van de Tweede Kamer, die de motie heeft aangenomen. We kunnen ervan uit gaan dat deze vergissing voor de inwerkingtreding zal worden rechtgezet.

Vragen? Neem contact op met Steven Arnold, s.arnold@pharosadvocaten.nl

Op de hoogte blijven? Inschrijven nieuwsbrief