Stikstof / prejudiciële vragen regeling PAS

Download PDF

Pas

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) heeft afgelopen woensdag 17 mei 2017 de eerste uitspraken gedaan over de rechtmatigheid van het Programma Aanpak Stikstof (“PAS”). Dat programma bevat kort gezegd een regeling die enerzijds (bouw)ontwikkelingen, zoals de aanleg van woonwijken, de aanleg van wegen en de uitbreiding van industriële activiteiten mogelijk blijft maken, en anderzijds een regeling die de gevolgen van die activiteiten voor wat betreft de uitstoot van stikstof op Natura-2000 gebieden moet verbeteren.

Europese Habitatrichtlijn

De Afdeling heeft geoordeeld dat het PAS op voorhand geen ongeschikt instrument is om uitvoering te geven aan de Europese Habitatrichtlijn. De Afdeling ziet geen reden om op grond van onverbindendheid van het PAS omgevingsvergunningen of bestemmingsplannen als voorlopige voorziening te schorsen. Er kan dus worden doorgebouwd in gevallen waarin beroep (op grondslag van ondeugdelijkheid van het PAS) is ingesteld tegen een bouwplan, maar wel op risico van de bouwer! Verder oordeelt de Afdeling dat het een nadere onderbouwing nodig acht van enkele keuzes, gegevens en aannames die ten grondslag liggen aan het PAS. Verder worden op grond van de navolgende overweging prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie gesteld:

Hoewel de Afdeling aannemelijk acht dat artikel 6 van de Habitatrichtlijn ruimte biedt voor het beoordelingskader dat met het PAS van kracht is geworden, kan zij aan het toepasselijke EU-recht en de rechtspraak van het Hof van Justitie, geen zekerheid ontlenen voor de beantwoording van bovenstaande vragen. Zij ziet daarom aanleiding hierover prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie te stellen.

Pas op de plaats

De Afdeling heeft om voorrang (en behandeling uiterlijk 1 juli 2018) gevraagd bij de behandeling van deze vragen omdat onder meer de Afdeling zelf alle 200 zaken waarin -kort gezegd- het PAS ter discussie wordt gesteld, aanhoudt tot het Europese Hof antwoord heeft gegeven. Tot die tijd verkeren ontwikkelaars, en bouwers in die procedures in onzekerheid, omdat hun vergunningen dus nog tenminste tot 1 juli 2018 niet onherroepelijk zullen zijn.

Voorlopig nog onzekerheid

Ten aanzien van nieuwe plannen en ontwikkelingen (de realisering van woningbouwlocaties, de aanleg van wegen, uitbreiding van industriële activiteiten en ontwikkelingen in de veehouderij) stelt de Afdeling terecht dat initiatiefnemers van dergelijke projecten in heel Nederland thans in onzekerheid verkeren of een vergunning voor hun project kan worden verleend en of die, indien daartegen beroep wordt ingesteld, onherroepelijk zal worden. De onzekerheid over het onherroepelijk worden van de toestemming bemoeilijkt de financiering van deze projecten en kan tot stagnatie van de uitvoering leiden aldus de Afdeling.

Wordt vervolgd

Dit is het eerste blog naar aanleiding van de uitvoerige uitspraken van de Afdeling. Op de verdere implicaties op de bouw, gebieds- en projectontwikkelingspraktijk van deze uitspraak komen wij nog terug.

Persbericht

Het persbericht van de Raad van State hierover van 17 mei jl. vindt u hier.

Vragen?

Indien u vragen heeft kunt u contact opnemen met mij.