Komen de woningcorporaties in rustiger vaarwater nu op 1 juli jl. de regelgeving rond corporaties in de Woningwet ingrijpend is aangepast? Of zorgt de wet alleen maar voor meer onduidelijkheid?
De woningcorporaties hebben het zwaar te verduren gehad, de afgelopen jaren. Aangewakkerd door enkele schandalen (derivaten, Maserati’s, wanbeleid) kwamen de woningcorporaties onder vuur te liggen. De schandalen waren aanleiding voor de parlementaire enquête.
Tegelijkertijd vond de regering dat de schatkist recht had op een deel van het vermogen dat de corporaties sinds de bruteringsoperatie in de jaren ’90 hadden opgebouwd. Ook kwam er inmenging vanuit Brussel: woningcorporaties genoten ontoelaatbare staatssteun.
Dit alles leidde tot de Herzieningswet, die per 1 juli de rol van corporaties in de Woningwet bepaalt. Deze Herzieningswet was er niet van de ene op de andere dag. De Tweede Kamer had de wet al aangenomen voordat het kabinet Rutte I viel. Pas nu is, mede onder druk van de Eerste Kamer, de wet in behoorlijk gewijzigde vorm uiteindelijk in werking getreden.
Wat verandert er? Kortgezegd: de woningcorporaties moeten terug naar hun kerntaak, verhuur van sociale huurwoningen. Andere activiteiten (in het jargon de niet-DAEB activiteiten) zijn tot een minimum beperkt, en aan strenge voorwaarden gebonden. Hiermee beoogt de wetgever te voldoen aan de eisen die Brussel stelt, en wil men voorkomen dat woningcorporaties risico’s nemen met geld dat bedoeld is voor maatschappelijke doeleinden.
Op zich begrijpelijk gezien alle ontwikkelingen. De vraag is natuurlijk wel: als de woningcorporaties bepaalde taken niet meer mogen uitvoeren, wie gaat dat dan wel doen?
De Herzieningswet laat ook een trend zien die zich al een tijdje manifesteert. De wet straalt een groot wantrouwen uit. De controlemechanismen zijn enorm. Bestuurders en commissarissen moeten aan strenge eisen voldoen. Corporaties moeten voor besluiten vaak toestemming hebben van de raad van Commissarissen, en van de minister. Ook is er extern toezicht, met name van een nieuwe instantie: de Autoriteit Woningcorporaties. Een onafhankelijk toezichtorgaan, maar wel rechtstreeks vallend onder het ministerie. De regering heeft haar grip op de corporaties aanzienlijk verstevigd. Ook in financieel opzicht. De corporaties waren al gedwongen de schatkist te voeden via de verhuurdersheffing.
Door alle commotie, en de politieke reflex de teugels strak aan te halen, verliest de politiek uit het oog dat zij zelf voor een belangrijk deel debet is geweest aan de rol die corporaties aannamen. Corporaties werden gestimuleerd om steeds meer activiteiten te ontplooien. Ook lijkt men uit het oog te verliezen dat de corporaties voor het overgrote deel uitstekend werk hebben verricht voor de woningbouw en de leefbaarheid. Woningcorporaties hebben een belangrijke maatschappelijke rol vervuld. Het is te hopen dat zij die rol blijven vervullen, en daarvoor de ruimte zullen krijgen.
Voor een toelichting kunt u contact opnemen met Steven Arnold via s.arnold@pharosadvocaten.nl / 035 – 7110844
Op de hoogte blijven? Inschrijven nieuwsbrief