Op 24 februari jl. deed de rechtbank Arnhem (LJN: BL 6831) een opmerkelijke uitspraak in een zaak over de opzegging van een distributieovereenkomst die 37 jaar had geduurd. A had een geldende distributieovereenkomst opgezegd jegens B en daarbij een opzegtermijn van 8 maanden in acht genomen. De contractuele opzegtermijn was 3 maanden, dus hieraan was ruimschoots voldaan. De rechtbank oordeelde niettemin dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een onaanvaardbaar korte opzegtermijn was gehanteerd, zelfs al was deze langer dan de contractuele opzegtermijn. A had in redelijkheid een opzegtermijn van twee jaar in acht moeten nemen. Door dit niet te doenschoot A volgens de rechtbank toerekenbaar tekort in de nakoming van de distributieovereenkomst en had B recht op schadevergoeding ter grootte van de bruto winst over de niet in acht genomen opzegtermijn, een bedrag van EUR 968.675,00. Dit is een nogal vergaande ingreep. Dat de rechtbank de opzegtermijn als onaanvaardbaar kort beoordeelde, lag onder andere aan het feit dat B van A 37 jaar lang het exclusieve recht tot verkoop had gehad, in gebouwen, personeel en marketing had geïnvesteerd en voor een substantieel deel van haar omzet afhankelijk was van de verkoop van machines van A. A had ook zonder redengeving opgezegd, wat de rechter ook heeft meegewogen.