Aansprakelijkheid in het geval van graafschade

Download PDF

Op 25 mei jl. heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid bij schade ontstaan door graafwerkzaamheden. Centraal staat de beschadiging van een middenspanningskabel als het gevolg van het slaan van een damwand.

Voordat de uitspraak besproken wordt, geef ik voor de duidelijkheid een overzicht van de van toepassing zijnde regels (gezamenlijk ook wel “De Grondroerdersregeling” genoemd). In deze regelgeving wordt de term grondroerder gehanteerd. De grondroerder is degene onder wiens verantwoordelijkheid of leiding graafwerkzaamheden worden verricht. Meerdere partijen kunnen tegelijkertijd voldoen aan de definitie van grondroerder, bijvoorbeeld de aannemer die een gebouw realiseert of een onderaannemer, die de fundering aanlegt.

De grondroerdersregeling
Op grond van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION, sinds 31 maart 2018 de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse netten en netwerken) is de grondroerder verplicht de graafwerkzaamheden op zorgvuldige wijze te verrichten (artikel 2 lid 2 WION). Zo dient de grondroerder onder andere een graafmelding te doen, onderzoek te verrichten naar de precieze ligging van de kabels en ervoor te zorgen dat op de graaflocatie de van de Dienst voor het kadaster en openbare register ontvangen gebiedsinformatie beschikbaar is (artikel 2 lid 3 WION). Deze gebiedsinformatie (waaronder de liggingsgegevens van het net) worden door de desbetreffende netbeheerder verstrekt aan de Dienst voor het kadaster en openbare register.

In artikel 5 lid 2 van het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netwerken (BION, per 31 maart 2018 opgevolgd door het Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken) is bepaald dat gegevens omtrent de horizontale ligging van een netwerk, die door een netbeheerder na een melding van graafwerkzaamheden worden verstrekt, gebaseerd moeten zijn op metingen met een nauwkeurigheid van ten minste één meter.

Tot slot behoort tot De Grondroerdersregeling nog de Richtlijn Zorgvuldig Graafproces (CROW 250, nieuw: CROW 500). Deze Richtlijn is opgesteld op initiatief van het Kabels en Leidingen Overleg, waarin diverse bij graafwerkzaamheden en netwerken betrokken partijen zijn vertegenwoordigd. In het handelingsprotocol, dat een onderdeel van deze Richtlijn uitmaakt, wordt geadviseerd om proefsleuven te graven als zich volgens de tekening binnen 1,50 meter aan weerszijden van het graafprofiel kabels of leidingen zouden bevinden.

De zaak
De grondroerder had een tekening ontvangen waarop de kabel was ingetekend. Aan de hand van deze tekening heeft de grondroerder twee proefsleuven gegraven, hierbij trof hij de kabel aan op de in de tekening aangegeven plaats. Uiteindelijk bleek dat de kabel verderop een kronkel maakte die niet op de tekening stond. Er ontstond schade. De vraag was vervolgens of de grondroerder meer inspanning had moeten verrichten – meer proefsleuven had moeten graven – om het verloop van de kabel te bepalen. Het hof heeft geoordeeld dat de gegraven sleuven volstaan. Volgens het Hof mocht de grondroerder verwachten dat de aan hem geleverde tekening tot op één meter nauwkeurig is, ook al zal de netbeheerder praktisch gezien niet in staat zijn die nauwkeurigheid te bieden. De tekening waar deze zaak overging, was namelijk afkomstig uit 1957. Verder leidt het hof uit de Richtlijn af dat het best practice is om over het gehele traject van de aan te brengen wand de grond over een breedte van 1,50 meter aan beide zijden te onderzoeken om de kabel te lokaliseren. Vervolgens oordeelt het hof dat de grondroerder ondanks dat hij dit heeft nagelaten, niet onrechtmatig heeft gehandeld.

Oordeel Hoge Raad
Volgens de Hoge Raad legt artikel 5 lid 2 BION inderdaad op de netbeheerder de verplichting om de tekening met een marge van minimaal één meter precies te laten zijn, echter mag de grondroerder er niet zonder meer op vertrouwen dat de hem verstrekte tekening aan deze eis voldoet. Dit in het kader van de doelstelling van de WION; om gevallen van schade aan kabels en leidingen te verminderen. Want zo oordeelt de Hoge Raad; de ligging van het net kan om tal van oorzaken van de tekening afwijken. Wel kan onnauwkeurigheid van de door de netbeheerder verstrekte gegevens aanleiding zijn voor het aannemen van eigen schuld van de netbeheerder. Of er gerechtvaardigd vertrouwd had mogen worden op de tekening komt aldus aan op de omstandigheden van het geval. Wat waren die omstandigheden in deze zaak? De tekening was afkomstig uit 1957 en na deze datum hebben ter plaatse werkzaamheden plaatsgevonden. Uiteindelijk gaat het dan om een afweging van alle omstandigheden, waaronder de bezwaarlijkheid van door de grondroerder en door de netbeheerder te nemen voorzorgsmaatregelen (ook in hun onderlinge verhouding) en de mogelijke gevolgen van het beschadigen van kabels.

De Hoge Raad benadrukt vervolgens het belang van de Richtlijn bij deze afweging. Bij gebreke van concrete wettelijke normering komt bij de vraag naar de aansprakelijkheid voor graafschade veel gewicht toe aan de Richtlijn. Deze vormt immers een weerslag van binnen de beroepsgroep geldende opvattingen omtrent zorgvuldig handelen. De Hoge Raad stelt dat de rechter bij de invulling van de zorgplicht in beginsel dient aan te sluiten bij de Richtlijn. Wanneer hij van deze Richtlijn wil afwijken, dient hij dit dan ook te motiveren. Dit heeft het hof nagelaten.

De Hoge Raad verwijst het geding naar het hof Den Haag voor verdere behandeling en beslissing, dit met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad.

Slotsom
De Hoge Raad kent een grote waarde toe aan de Richtlijn Zorgvuldig Graafproces. Aanbeveling verdient het aldus voor grondroerders om deze Richtlijn stipt na te leven bij de uitvoering van graafwerkzaamheden. Verder dient per geval zorgvuldig gekeken te worden naar de omstandigheden en kan men niet zomaar blindelings vertrouwen op de door de netbeheerder verstrekte gegevens.

Vragen? Neem contact op met Ellis Cuijpers, e.cuijpers@pharosadvocaten.nl